Bruner

Jerome Seymour Bruner is de uitvinder van het ‘zelfontdekkend leren‘.
Hoewel hij zelf in 1915 werd geboren in New York, waren zijn ouders Pools-Joodse immigranten. Bruner werd blind geboren, maar heeft door een operatie toch zicht gekregen.
Hij studeerde aan Duke University en haalde daar zijn bachelor of arts voor psychologie. Later haalde hij zijn master en doctoraat voor psychologie aan Harvard University. Tijdens de tweede wereldoorlog werkte hij als sociaal psycholoog voor de U.S. Army Intelligence en onderzocht hij onder andere propaganda en publieke opinie. Nadat hij zijn doctoraat had behaald, werkte hij als hoogleraar psychologie aan zowel Harvard, Oxford en New York University. In 2016 overleed hij.
Hij staat bekend om zijn vele bijdragen aan de manier waarop wij onderwijs zien en indelen. Zo bedacht hij ook de theorie van zelfontdekkend leren, waar deze opdracht over gaat.

Zijn ideeën kunnen geplaatst worden binnen het cognitivisme. Om zelfontdekkend leren beter te begrijpen, moeten we eerst kijken naar dit overkoepelende begrip.

Cognitivisme

Cognitivisme is een leertheorie die zich vooral bezighoudt met de mens als informatieverwerkend individu, waarin de werking van het geheugen centraal staat. Dit individu reageert niet alleen meer op ‘stimuli’, maar er gaan ook processen in zijn hoofd om die los staan van wat er buiten hem gebeurt.
Hierbij worden termen gebruikt als ‘input‘, ‘storage‘, ‘encoding‘ en ‘retrieval‘. Deze termen zijn vernoemd naar termen uit de computerwereld.
De reden daarvoor is dat cognitivisme opkwam nadat er technologische ontwikkelingen plaatsvonden. Eerder kwamen de behavioristen met de ‘black-box theorie’: alles wat zich afspeelt in het hoofd van de mens is niet meetbaar, en daarom geen goede onderzoeksmaterie. Door de nieuwe technologische ontwikkelingen was deze theorie niet meer van toepassing: we konden namelijk steeds meer onderzoek doen naar de inhoud van de menselijke geest, en hoefden niet meer alleen naar gedrag te kijken.

In het cognitivisme word gekeken naar de 4 beheersingsniveaus: onthouden, begrijpen, integreren, toepassen.
Een ander begrip dat belangrijk is bij cognitivisme is het begrip ‘metacognitie‘.
Dit houdt in dat je als persoon bewust bent van je eigen leerproces. Je hebt in feite kennis over je eigen kennis. Je weet wat de beste manier is voor jou om te leren, en waar je ongeveer zit in je kennisniveau.

Zelfontdekkend leren

Voor Bruner was die zelfstandigheid nog belangrijker dan voor andere cognitivisten. Hij moedigde leraren daarom ook aan om zo min mogelijk bij te sturen in het leerproces van de leerlingen. Het enige wat voor hem een vereiste was was het zogenaamde ‘spiral curriculum‘. In zo’n curriculum was het de bedoeling dat bepaalde kernbegrippen steeds terugkwamen in een andere context, en langzaam meer kennis toegevoegd werd aan de al bekende begrippen. Zo kon de kennis langzaam uitgebreid worden.
Voor de rest moesten leerlingen zo veel mogelijk dingen zelf doen. Volgens Bruner werkte dit beter om verschillende redenen:
1. Als leerlingen iets zelf hebben ontdekt, zouden ze het beter onthouden.
2. Door zelf te moeten leren, krijgen ze intrinsieke motivatie: ze snappen ineens waarom het nuttig is om het gegeven te leren.
3. Omdat zelf leren meer vaardigheden kweekt dan alleen de aangeboden kennis, ontwikkelen leerlingen zich breder en kunnen ze het op meer verschillende taken toepassen.
Er wordt echter getwijfeld aan de aantoonbaarheid van deze stellingen.

Bruner had ook een mening over hoe de mens kennis opslaat en verwerkt.
Zo werd declaratieve kennis volgens hem verwerkt in zogenaamde schema’s. Dat wil zeggen: pure feitenkennis wordt opgeslagen in een schema die wat weg heeft van een mindmap. Er staat steeds één overkoepelend begrip centraal, en daaruit komen kleine vertakkingen van begrippen, die elk weer hun eigen vertakkingen hebben.
Voor de procedurele kennis hebben we scripts. Hierbij worden bepaalde handelingen die we goed hebben geleerd opgeslagen en opnieuw uitgevoerd. Vergelijkbaar met hoe een computer werkt volgens een script.

Voor de verwerking van informatie tot bruikbare kennis, onderscheidde Bruner 3 zogenaamde ‘representatievormen‘.
1. Enactieve representatie
Deze representatievorm is gelinkt aan handelingen met concreet materiaal. Volgens deze methode leren we dingen als spijkers inslaan, papier knippen, fietsen, etc.
2. Iconische representatie
Via deze representatievorm slaan we informatie op die zichtbaar is. Dat wil zeggen dat we plaatjes verwerken tot ideeën. Zo leren we bijvoorbeeld hoe een vogel eruitziet, waar de landen liggen op een wereldkaart, en hoe onze organen opgebouwd zijn via afbeeldingen.
3. Symbolische representatie
Met symbolische representatie leren we omgaan met abstracte kennis, door symbolen te bedenken voor begrippen. Zo hebben we bijvoorbeeld de cijferreeksen bedacht, maar ook taal kan onder symbolische representatie vallen.

Kritiek

David Ausubel, een andere cognitivist en tijdgenoot van Bruner, had kritiek op het zelfontdekkend leren. Volgens Ausubel was het een mythe dat sturing bij het leerproces hinderlijk zou zijn voor de ontwikkeling. Onderzoeken toonden zelfs aan dat leerlingen niet voldoende in staat zijn om informatie te verwerken zonder enige sturing.
Bruner is daardoor teruggekomen op zijn theorie en heeft het enigszins aangepast. Daarmee is de term guided discovery, oftewel begeleid zelfontdekkend leren, in het leven geroepen. Daarbij krijgt de leraar een sturende rol, maar op een manier dat de leerlingen toch tot hun eigen conclusies komen.

Bronnen
– Geerts W. & van Kralingen R. (2016), Handboek voor Leraren, uitgeverij Coutinho, §1.4: Wat zeggen leertheorieën?
-Van der Veen T. & Van der Wal J. (2012), Van leertheorie naar onderwijspraktijk, Noordhoff Uitgevers, hoofdstuk 5: cognitivisme
– https://en.wikipedia.org/wiki/Jerome_Bruner
– http://infed.org/mobi/jerome-bruner-and-the-process-of-education/

Het portret